donderdag 14 februari 2008

De nacht der inspiratie

Het is inmiddels drie jaar geleden dat ik op een gure winteravond over straat liep. De wind huilde langs de dode iepen die een lange schaduw over mijn bezwaard gemoed wierpen. Ik sliep de laatste tijd slecht.
Ik was op weg naar een oude kennis, Thomas de Wolff, die mij onlangs een brief gestuurd had. Hij schreef dat hij een erfenis had gekregen, die bestond uit zijn vader's collectie uitheemse instrumenten. Daarbij, vertelde hij, zat iets waar ik volgens hem interesse in zou hebben.
De brief had mijn interesse gewekt. Ik kon mij nog goed herinneren hoe zijn vader, als ik er op bezoek was, zich regelmatig terugtrok op de zolderkamer, waar zijn verzameling uitgestald lag. Daarna hoorde ik uit die kamer altijd een hoge melodie, telkens dezelfde, die gespeeld werd op een instrument dat mij vaag deed denken aan een viool.
Inmiddels was het harder gaan miezeren en toen ik naar de hemel keek, zag ik dat de volle maan half verduisterd was door een zwarte onweerswolk. Het begon harder te regenen. Ik vloekte binnensmonds en versnelde mijn pas. Het was nu niet ver meer.
Tegen de tijd dat ik bij het huis van de Wolff aankwam was ik doorweekt. Terwijl de deurbel nagalmde wachtte ik in het donkere voorportiek.
Toen de eikenhouten deur eindelijk openzwaaide, zuchtte ik van opluchting. De Wolff begroette mij terwijl hij mijn jas aannam. Ik volgde hem door een nauwe gang die uitkwam op een kaal ingericht halletje. Een rode schemerlamp wierp een mager schijnsel op twee deuren. Mijn gastheer liep er op af. Hij bleef even staan, alsof hij aarzelde, en opende toen de linker.
De Wolff ging mij voor, de woonkamer in, en nam plaats op één van de twee leren stoelen die bij het knappend haarvuur stonden. Ik nam plaats op de andere stoel en pakte het glas whisky dat hij me aanreikte. We spraken kort over onze gezamelijke jeugdherinneringen en kwamen toen ter zake.
Hij pakte een fijnbesneden kistje en zette het op het houten tafeltje dat tussen ons in stond. Opeens voelde ik dat er in een hoek van de kamer een grote zwarte hond lag, die ons zwijgend aanstaarde.
Ik keek even kort naar de hond, maar merkte al gauw dat ik geacht werd het kistje te openen Toen ik de deksel oplichtte overviel mij meteen een vreemd gevoel van onrust. In de kist lag een mij onbekend instrument dat iets weghad van een viool.
Plotseling voelde ik een scherpe steek in mijn borst. Terwijl ik naar adem hapte leek het alsof ik in de verte een zachte melodie hoorde. Toen ik naar De Wolff keek, zag ik dat hij peinzend voor zich uit staarde. Met een klap sloot ik het kistje.
De Wolff stond op en pakte zijn zakhorloge. Hij merkte op dat het al laat was en dat ik beter kon vertrekken. Toen ik hem vroeg of ik de nacht bij hem door kon brengen, stemde hij toe, hoewel ik meende even een zenuwtrekje om zijn mondhoeken te zien spelen. Hij legde me uit waar de logeerkamer was en terwijl ik de brede trap opliep voelde ik de ogen van de hond in mijn rug priemen.
Midden in de nacht werd ik wakker uit een onrustige slaap. Ik hoorde beneden een deur dichtslaan. Toen ik even later ook stemmen ontwaardde, besloot ik een kijkje te nemen. Ik liep de trap af.
Toen ik zag dat De Wolff in een heftige discussie verwikkeld was met een onbekende man, waarvan ik slechts de rug kon zien, besloot ik niet te storen en liep ik terug naar mijn kamer. Een tijd lang nog werd ik wakker gehouden door hun stemmen. Het viel mij op dat De Wolff's stem steeds angstiger leek te worden, en in leek te gaan tegen de krakende stem van de ander.
De volgende dag werd ik met een schok wakker en liep met een vreemd voorgevoel de trap af. In het prille ochtendlicht trof ik de woonkamer verlaten aan. Mijn blik gleed van het nagloeiende haardvuur naar de hoek van waaruit de hond, die er nog steeds lag, mij rustig aankeek. Ik vroeg mij af waar De Wolff was.
De enige deur in de woonkamer leidde terug naar het halletje. Ik haalde mijn schouders op en besloot dat mijn bezoek lang genoeg geduurd had.
Toen ik in het halletje al door was en het nauwe gangetje inliep, herinnerde ik me de andere deur bij de schemerlamp. Ik liep terug en bracht mijn hand naar de deurknop. Op het moment dat ik de knop aanraakte voelde ik plotseling een heftige schok door mijn hele lichaam. Toen ik de overduidelijke maar toch ijle, vioolachtige melodie hoorde werd ik overvallen door een zware, overweldigende angst.

Ik weet niet meer hoe ik thuis gekomen ben, maar die nacht sliep ik als een blok.
Ik heb Thomas de Wolff nooit meer gezien.