vrijdag 12 september 2008

Deel 15: Openbaringen

Harrow Road bij ochtendgloren. Een bibberig zonnetje deed een bleke poging de ochtenddauw zijn kilte af te nemen.

"Loopt u maar met me mee" sprak hij geroutineerd. "We hebben haar laten liggen op de plek waar we haar vonden. Een jonge vrouw nog hoor."
We stapten van de weg en liepen het braakliggende terrein op waar, had ik begrepen, vrij lang geleden alweer Heathfield Hall had gestaan. Een enorme fabriek waar machine-onderdelen gefabriceerd zouden zijn.
Ik pauseerde even. Ik merkte dat mijn begeleider ook bleef staan en half ongeduldig op mij wachtte. Zijn aanwezigheid volledig negerend haalde ik mijn pakje shag uit mijn broekzak. Peinzend rolde ik een dunnetje. Grappig hoe dingen soms gaan. Of nou ja, grappig... Interessant in ieder geval;

Het was inmiddels alweer vijftien jaar geleden dat de fabriek gesloten werd. De kranten hadden er vol van gestaan. De obscure moord die plaats gevonden zou hebben tussen de reusachtige muren van het gebouw. Een inval werd gedaan, de vice-directeur ondervraagd, waar was de directeur? Lag ziek op bed, dat zeiden althans alle werknemers. Een opgedroogde plas bloed werd gevonden onder een emmer die daar blijkbaar haastig neergezet was. De vice-directeur legde de situatie uit. Tragisch verhaal, zijn aangenomen dochter, ooit gevonden op een gure winteravond bij een zandheuvel, zo verkleumd en verfrommeld, inspireerde iedereen met haar vrolijkheid, zo jong nog, ongeveer negen jaar, altijd een blauw strikje in het haar, was verantwoordelijk voor het schoonhouden van de machines, ach zo tragisch, bedrijfsongeluk, afgehakte hand, diezelfde dag gestorven in het ziekenhuis, bloedverlies, hartstilstand, zoiets, iedereen miste haar, etcetera. De informatie werd opgeschreven, het onderzoek ging van start.
Een jaar later werd de fabriek gesloten. De vice-directeur opgepakt wegens moord op de directeur en diens negenjarige dochter. Elf andere andere arrestaties werden verricht. De fabriek verborg een invloedrijke handel in verdovende middelen. Twee leidende figuren, verkleed als gewone medewerkers, Jim Jones en Joseph Smith, werden vermist. Jones werd later twintig kilometer verderop dood gevonden in een leegstaand pand. Hoogstwaarschijnlijk zelfmoord. In een ingebouwde kast aan een van de wanden werden tientallen lege glazen potjes opgesteld gevonden, naast elkaar en onder elkaar op talrijke planken...

"Kunnen we verder? Ik wilde zo lunchpauze gaan houden."
Ik schrok op uit mijn overpeinzingen. Typisch voorbeeld van de laksheid van de politie, dit kereltje. Ik antwoordde niet, bracht het sjekkie tussen mijn lippen en stak hem aan.
Ik volgde mijn begeleider naar wat ongeveer het midden van het terrein was. Een grote dorre plek op de met plantjes begroeide vlakte trok mijn aandacht.
"Wat is dit voor uitgebeten plek?" vroeg ik mijn begeleider.
Deze stond echter trillend om zich heen te kijken.
"Wat is hier aan de hand?"mompelde hij, kennelijk geschokt.
"Pardon?" vroeg ik.
"Het lijk... De vrouw... ze lag hier. Een aantal van mijn mannen waren erbij. Bij deze dorre plek lag de vrouw. Ze is verdwenen, mijn mannen... hebben die haar... ergens heen gebracht of zo? Ik heb toch duidelijke orders gegeven..."
Zijn gemompel begon toe te nemen in volume en ik vond het hoog tijd hem te onderbreken. Dit kon er ook nog wel bij. Lijk weg. Foetsie. Amateuristische knoeiers.
Ik deed mijn mond open om hem bot tot rust te manen, maar nu was ik het die uit mijn doen werd gehaald;
Mijn oog was gevallen op een klein zwart hondje dat blijkbaar al die tijd al naast de dorre plek in het gras had gelegen.

Het hondje keek mij aan. Ik begon te zweten. Ik keek vluchtig om mij heen. Mijn begeleider was blindelings aan het rondlopen en zichzelf aan het toespreken. Er moest rondgebeld worden, zijn mannen gecontacteerd, het bureau op de hoogte gesteld.
Het hondje keek mij aan. Ik ving iets op aan de uiterste zijkant van mijn periferie. Vanuit de magere zonnestralen van de morgen stapte een vrouw met een paraplu uit de ijle lucht.
"Dit keer niet" fluisterde haar stem in rijkelijke echo's.
Ik draaide me om en keek in de zon. Asper trok haar gouden wenkbrauwen op en lachte haar geoefende naïeve lach die mij als een brandend paard om de oren sloeg. De echo's van de fluisterstem van de vrouw met de paraplu namen toe in heftigheid. De echo's werden tastbaar, zichtbaar, en omsingelden mij als een kleurloze vleermuis om mij van alle kanten dreigend te naderen. De ovale, donkere ogen van het hondje priemden door de echomist. Ik zag de fabriek herrijzen uit de grauwe plantjes van het terrein en terwijl de mist iets lichter werd, veranderden de donkere bakstenen muren in glas. Helder weerspiegelend glas dat de stralen van de zon weerkaatsten en intenser maakte. Asper gloeide en brandde en lachte zengend terwijl ze naar beneden keek en ook ik merkte het zand onder mijn voeten en de duistere silhouetten van cactussen of dergelijke planten door de uiterste verten van de allesomringende mist die mij modderig aanstaarden. De immense donkergroene poort van de Doorgang opende zich onder een hels kabaal en de reusachtige, rottende oranje vrucht groeide achterwaards afgespeeld uit tot de mij bekende schaduwfiguur met de nooitgenoemde hoed die mij een sigaar aanreikte. Ik nam hem aan als in een haperende droom, alle waarschuwingen die ik dagelijks als geboden hardop had gemompeld glipten tussen mijn vingers vandaan. De zandvloer aan mijn voeten werd transparant en ik zag de Engel des Doods dwars door het glazen plafond onder mij, met zijn verleidelijke grimas, met zijn klapperende kaken, met zijn bos zwarte rozen. Met moeite keek ik rechtuit. Tussen mij en de schaduwfiguur was een glazen wand gegroeid en hij grijnsde alwetend.
En terwijl ik voelde hoe ik pijnloos ontbrandde en de rook zich van mij af schoot in wervelende pluimen die mijn ruimte vulden hoorde ik zijn stem spottend fluisteren

ring-a-ring-a-roses,
a pocket full of posies;
ashes! ashes!
we all fall down