donderdag 18 september 2008

Deel 16: De Brief

Met wijdopen ogen liep ik door de opengereten stad. Het was een koude, heldere dag, hoewel vlagen mist of rook grote stukken van het landschap aan het oog onttrokken. Afgezien van het gekraak van de vorst onder mijn eigen schoenen hing er een stugge sluimer van oorverdovende stilte - het soort stilte dat daar heerst, waar het geluid ooit weggezogen is door zware onploffingen. Ik bevond mij nu op de heuvel waar de bombardementen het hevigst geweest waren: een met brokstukken en zwartgeblakerde kraters bezaaide open plek, van waaruit je diep de stad in kon kijken. Het aangezicht van de stad leek op de stinkende mond van een zwerver, waarin sommige tanden zich nog met moeite overeind hielden, terwijl het merendeel al uitgevallen is, verrot en gelig.

Langzaam, bijna loom bewoog ik me naar het midden van de heuvel. Het zicht op de top werd me lange tijd ontnomen door een monsterlijke tank. Een dikke pluim rook slingerde zich uit het binnenste van die dode machine, en toen het pad me er vlak langs leidde, zag ik dat het vuur onaangenaam woekerde in zijn binnenste, alsof het hem weer tot leven aan probeerde te zetten. Schichtig sloop ik erlangs, bang voor het onverwachte; het zwartmetalen voertuig werd omgeven door een wand van ongelofelijke hitte. Toen ik erlangs was, zag ik dat ik de top al genaderd was.

Om een of andere tactische reden, of misschien door stom toeval, was de flat die precies op het midden van de heuvel stond overeind blijven staan. Het pad, dat zich omhoog slingerde als een zweepslag, eindigde min of meer voor de zwaargehavende voorkant van het gebouw. Hier was een ongewoon zware bom ingeslagen, waardoor een aantal dikke pijpleidingen blootgelegd waren; van links en rechts spoot modderig water van daaruit in bogen de lucht door en vormde zo een ongastvrije, heftig sissende toegangspoort.
Terwijl ik er onderdoor liep schoot er vanachter een kartelig stuk beton een sterk vermagerde hond met een vervaarlijke grauw langs me heen. Ik schrok en vloekte zachtjes. Toen ik omkeek was hij alweer uit zicht.

Ik stond nu voor de grote betonnen flat. De explosie die de pijpleidingen had ontbloot had ook de voorkant van het gebouw doen instorten, zodat ik, ervoor staande, nog net de kruin van een boom kon onderscheiden, die in de binnenhof stond.
Met een lichte aarzeling begon ik de puinhopen, die zich tot een meter of tien voor mij opstapelden, te beklimmen. Om de haverklap gleed ik weg, iets dat gepaard ging met een naargeestig gebrokkel: de gedachte drong zich aan mij op dat ik een primitief massagraf schendde. Wie weet hoeveel lijken zich toen onder mijn voeten bevonden, hoeveel gezinnen, hoeveel jongens, hoeveel meisjes?
Uiteindelijk daalde ik af en betrad ik de ruime binnenplaats van de woonflat. Met mijn eerste stap brak ik een bedoezeld, geel speelgoed-locomotiefje doormidden; de scherpe tik weergalmde eindeloos omhoog tussen de drie overgebleven binnenmuren. Ik zweette en mijn uniform was warm. Mijn linkerknie jeukte en plakte rood.

De zilveromlijnde olijfboom stond in het centrum van de patio. De stam stond sterk en recht, met diepe groeven; de wortels diep verzonken in de aarde. Zijn puntige bladeren speelden een raar kleurenspel met elkaar, waarbij ze bepaalde kleuren in etherische strepen met elkaar verbonden, als bij een regenboog. Tegen deze boom vlijde ik mij neer. Ik haalde het potlood en het verfrommelde, viezige papier uit de binnenzak van mijn uniform en begon te schrijven met krampachtige bewegingen. Mijn nek zakte achterover op mijn schouders en ik keek naar de hemel, die boven mij aan drie kanten begrensd werd door de binnenmuren. Het was alsof het witblauwe fimament zich boven de flat samenbalde en uitstrekte als de hand van een speler boven een kapotte dobbelsteen.

Vormen en zachte geluiden vermengden zich met droombeelden. Terwijl ik omhoog keek schreef ik door, zo snel ik kon; het lichtspel in de boom boven mij werd zeer fel en stierf dan weer weg. Uit mijn linkerdij welde het bloed op in een bijna onmerkbare stroom, die naast mij de scheuren van de grond scharlaken opvulde.

Toen werd ik kort gehuld in een zwarte mantel van diepe duisternis en stapte er een kleine vrouw op mij af vanuit de donkerste hoek van de binnenplaats. Om haar heen zwermden duizenden langpootmuggen, en haar rochelende adem liet de lucht trillen; ze zette vijf langzame stappen en opeens was haar verderfelijke gezicht centimeters van de mijne af, alsof de band een stukje had overgeslagen. Versteend wachtte ik af. Ze pakte het vel papier uit mijn handen en verscheurde het met langzame, knipserende halen, terwijl haar gezicht op het mijne geplakt bleef; ik ademde haar adem, ik keek in haar doodse ogen, naar de benige, met vel overtrokken neus, de gerafelde, doorschijnende huid, de valse, tandeloze glimlach. Toen stapte ze naar achter en hield haar zwerige handen voor mijn mond, met erin de verscheurde brief. En met mijn laatste adem blies ik de honderden kleine snippers uit haar klemmende greep weg, zodat ze opgepikt werden door een wervelende wind die ze langs de stijle flatmuren meevoerde tot hoog de lucht in.

6 opmerkingen:

jan lul zei

waar gaat dit over?

Anoniem zei

je moeder in een bad vol negers

Anoniem zei

reaction

Anoniem zei

reaction

Anoniem zei

oeps twee keer dat was niet de bedoeling maar ja om het goed te maken dat het zo'n late is he zullen we maar zeggen.

Anoniem zei

bnpt lbzqx [URL=http://www.porntubescan.com]porn hub[/URL] rjzjwz s fi v bcn