donderdag 31 juli 2008

De Broeikas IV : De Doorgang

"Wat doe jij hier? Wat heb je met hem gedaan?"
"Wat bedoelt u?" stamelde ze.
"Waar is hij? Ik heb hem nog nodig. Hij heeft iets wat ik nodig heb om mijn werk af te maken."
De vrouw kneep haar ogen toe tot kleine spleetjes en naderde onheilspellend.

De vrouw greep haar met één vloeiende beweging bij de keel en kneep hem toe.
"Ik wacht op antwoord."
Met een toegeknepen keel is het moeilijk antwoord geven. Dit begreep de vrouw ook en ze verslapte haar greep daarom lichtelijk om vervolgens haar andere hand tot een vuist te ballen en hem hardhandig tegen de kaak van het arme kind te laten komen. Deze klap had ze niet verwacht en ze sodemieterde dan ook hulpeloos tegen de cactus aan, die op zijn beurt weer niet gerekend had op dit geweld en zodoende afbrak en met een dreun tegen de vlakte donderde. Het eeuwige glas van de Broeikas vond al deze actie niet de moeite waard om ook maar de kleinste rinkeling te laten horen. Op het moment dat de gedode cactus echter vlam begon te vatten kon hij niet anders dan zijn doorzichtige ogen ten hemel slaan om jammerlijk en klagend te beginnen aan het smeltproces. De vrouw had lang geleden al uitgerekend hoe te reageren in een dergelijke situatie en pakte zodoende geoefend een stuk glas dat aan een van de rozenpotjes toebehoord had van de grond om hem nog geen seconde later doeltreffend in het hart van ons slachtoffer te laten komen die ter plekke bloedspuwend het leven liet.
Snel pakte de vrouw haar paraplu. Op een bovenmenselijk drafje verliet ze de smeltende broeikas in aller ijl.

"Denk denk denk" mompelde ze rennend.
Alles ging langzamerhand mis.
In de krater die de vrouw nu, zwaaiend met haar paraplu, achter zich liet, schoot het kolossale vuur de hemel in en verspreidde onzichtbare golven van ondraaglijke hitte.
De vrouw werd door dit natuurgeweld uit haar schoenen gelicht en een paar meter verder op weer tegen het zand gesmeten. Ze draaide zich om en opende haar paraplu in de hoop dat die nog wat hulp zou bieden.
Nu kon de paraplu heel veel. Maar deze hittestorm was zelfs voor hem te veel van het goede. Hij kreunde onder de inspanning die het hem kostte deze laatste adem van de Broeikas het hoofd te bieden. Enige minuten was dit vol te houden en de vrouw kreeg een hoopvolle gloed in haar ogen. Maar met de laatste hittegolf vervloog ook deze laatste hoop. De paraplu klapte binnenstebuiten en werd door de wind gevangen. Hulpeloos moest de vrouw toezien hoe het arme ding als een vleermuis met een kleur van pas gepoetst gietijzer stuurloos de hemel in slingerde om al snel te versmelten met de woedende zon.

Het voordeel was dat de storm nu wel was gaan liggen. Ze keek richting de krater, die op dat moment een kolossale rookwolk uitbraakte, die, rondjes om zijn eigen as draaiend, als een aerodynamische kanonskogel de hemel in priemde. In het geheel niet verbaasd, maar wel angstig, zag de vrouw een fluorescerend zwart paard met brandende ogen de krater uit stormen, als een phoenix geboren uit dit hellevuur. Het stormde briesend op haar af met zijn vuurrode manen in de zinderende wind. De vrouw liet haar schouders hangen en zuchtte vermoeid.
"Ik word hier te oud voor."
Met het zwarte paard nog slechts enkele meters van haar verwijderd sloeg ze haar mantel af en werd direct één met de afgrijselijke zonnestralen die als een houthakkersbijl op het landschap inhakten. Het zwarte paard had hier niet opgerekend en minderde enigszins vaart. De mantel die de vrouw had afgelegd lag nu als een plas water in het eeuwige zand en verdampte langzaam maar zeker tot een ondoordringbare mist die zich volledig om het verbouwereerde zwarte paard vouwde en hem het brandend zicht benam.

Het zwarte paard bleef nu staan omdat hem dat het veiligst leek en zuchtte zijn frustaties in een aaneenschakeling van ademstoten de ruimte in. Enige tijd gebeurde er niets, maar toen zag hij een silhouet door de mist in zijn richting rennen.
Deze figuur was duidelijk de weg kwijt, gezien het feit dat zijn hoofd in rap tempo mechanisch naar links en rechts bleef draaien en hij op een even mechanische manier en met een niet te negeren wanhopige klank in zijn stem de naam "Asper" bleef roepen.
"Asper? Asper? Asper?"
Bij elke keer dat hij de naam uitschreeuwde nam zijn stem toe in volume en net toen het aantal decibellen dat hij handhaafte gevaarlijke vormen aan begon te nemen stond de man stil.
Hij had het paard opgemerkt dat enige meters van hem vandaan als een zwarte schaduw stond te wachten.
"Asper?" vroeg hij, meer aan zichzelf dan aan wie dan ook. Maar hij schudde meteen zijn hoofd en liep toen met aarzelende schreden richting het beest. Hij hield zijn hand voor de zekerheid op het lemmet van het befaamde zwaard rusten, dat hem in betere tijden al vaak geholpen had.
Het dier leek ook te merken dat de man hem naderde en wachtte dit rustig af. Toen de man zijn hand op de flank van het beest legde trok de mist ineens op. Het vervloog in een razend tempo om algauw als een horizontale streep één te worden met de horizon in het oosten.

De man was altijd goed geweest met paarden. Als knul had hij daar meermalen meisjes mee versierd. Dit was een van de enige dingen die hij in al die jaren niet verleerd was. En hij fluisterde het beest zo toe dat het zijn ogen sloot en zijn lichaam stilletjes aan, hoewel met rap tempo en met een eervolle ricochet op de grond liet vallen.
De man verdeed geen tijd. Met een ruk trok hij zijn zwaard en stak het beest onverschrokken neer met iets van perverse voldoening in zijn ogen. Toen het beest zijn laatste adem uitstiet begon het te regenen.

"Asper?" klonk het, "Asper? Waarom heb je dat gedaan?"
Vanuit het regengordijn stapte de vrouw, met mantel en al, de omgeving weer in en keek het kleine, blonde, krullende meisje bij het dode beest streng aan.
Het meisje gaf geen antwoord. Ze lachtte lieflijk en strekte haar kleine handjes naar de vrouw uit.
De vrouw reageerde hier niet op en sprak, met dezelfde ernst in haar stem:
"Waarom zit je mij toch altijd dwars. Waarom help je hem telkens? Ik doe dit ook niet voor mijn lol. Het is belangrijk dat ik mijn werk af maak. Dat is belangrijk voor iedereen."
De vrouw had de gewoonte haar ogen te sluiten wanneer ze bezig was met dergelijke preken. En meestal droeg dat bij aan haar overtuigingskracht. Dit keer niet.
Met gesloten ogen kon ze niet zien dat het meisje met uitgestrekte handjes en een naïef glimlachje langzaam naderde. Ze opende haar ogen te laat. Het laatste wat ze zag waren de heldere groenblauwe ogen die tot kleine spleetjes waren toegeknepen. Toen werd het zwart voor haar ogen.

Het kleine meisje giechelde zacht.
"Zo" sprak ze het dier lief toe, dat, getooid in honderd kleuren, zoet in het zand sliep. Ze aaide het over zijn kleurige manen. "Wordt eens wakker."
De hemelse eenhoorn knipperde met zijn ogen en keek het meisje vragend aan.
"Ik ga eventjes een bezoekje brengen aan de Doorgang. Ga je mee?"

2 opmerkingen:

Anoniem zei

jeuj, heb ze gelezen. eindelijk.

Anoniem zei

en nu loop je weer achter. maar keep it up. vindt je het cool? Het fantasy gedeelte is trouwens af. hor. Nu wordt het film noir.