donderdag 3 juli 2008

Deel 6: De Open Lucht

het woestijnzand badend in de glorie van Ra, de stenen muren van de tempel feller wit dan wit, duizenden mensen krioelen op het plein en houden zichzelf koel met water uit fonteinen.

de sfeer is bedrukt en zenuwachtig, als vlak voor een paardrenwedstrijd. de lucht weegt zwaar op de schouders van iedereen. mensen roepen hier en daar naar elkaar, maar over het algemeen wacht iedereen voor zichzelf; iedereen wacht op dat ene moment.

plotseling stijgt een gejuich op voorin de menigte en verspreidt zich binnen de kortste keren. de kreten weerkaatsen flets tegen de tempelmuren. de priester! de opperpriester! giert een vrouw boven alles uit. en inderdaad, op het enorme stenen platform, ver weg en hoog in de lucht, verschijnt een indrukwekkende man in een lang, oranje gewaad dat stilhangt in de zinderinde hitte. op zijn hoofd prijkt de heilige diadeem, een gouden ring met in het midden een zilveren, gapende kat met donkere, ovale ogen van smaragd. de menigte beneden verstomt en kijkt op als één man.

'onze wereld', spreekt de opperpriester, 'werd lang, lang geleden geschapen en gebalanceerd in tien dagen. dit is de elfde dag.'
hij knipt in zijn vingers. een rookkolom verschijnt uit het niets en wervelt rond voor hem, op het platform; aanzwellend en groeiend zuigt hij de hitte uit de gezichten en oksels van de met stomheid en hitte lamgeslagen massa. dan verdwijnt de kolom van onderen af, en onthult een stoel.
'op de elfde dag', schreeuwt de priester met zijn handen uiteengestoken, 'op de elfde dag zal de overwinningshoorn galmen, op de elfde dag blakeren wij onszelf zwart en bloeien de rozen op, op de elfde dag zuiveren wij onszelf in eeuwig maagdelijk vuur' en hij stort neer op zijn knieën. glazig kijkt hij uit zijn ogen, staart hij naar de zetel voor hem.

het is een rijkelijk versierde, enorme stoel, gemaakt uit één stuk hout - de appelboom waar de tempel ooit omheen gebouwd is, ergens in een donker verleden. een dag en een nacht hebben honderd houtbewerkers gezweet van goddelijke inspiratie. en nu; het stekende zonlicht doet het bladgoud van de stoel afspatten, de zilveren patronen kruipen over elkaar heen. een eeuwenoude, monumentale geur walmt schier zichtbaar rond.

de hogepriester staat op met moeite en gebaart om zich heen. bazuinen klinken, trommels laten de lodige lucht trillen. iedereen houdt zijn adem in.
uit dezelfde gang waar de hogepriester uit verscheen stapt nu een meisje. ze glimlacht naïef en dribbelt naar voren. nu staat ze naast hem. 'hallo!' roept ze, 'hallo! hallo mannen en vrouwen, zijn jullie dan niet blij? ik heb deze dag gedroomd en gezien in mijn tekeningen, ik heb deze dag gelopen, ik heb deze dag gedanst; al elf keer..' nu is zij iets verlegen geworden. bedremmeld staart ze naar haar tenen.
de priester buigt zich en fluistert een tijd lang dingen in haar oor. 'ja', knikt ze. gedwee laat ze zich meeleiden naar de stoel en zit er op neer, precies in het midden. ze legt haar armen op de leuningen. tot ieders verbazing past de gigantische stoel precies bij het kleine meisje - of moeten ze dat andersom zien? ze blikt omhoog naar de zon en de blauwe hemel en kijkt dan weer vooruit, recht de menigte in.

achter haar verschijnt nu een gekapte, donkere gedaante, die zich over de stoel heenbuigt en haar benige hand op de schouder van het meisje legt. het lijkt alsof zij daar niets van merkt.

met een zwierige, losse handbeweging doet de priester het geluid van alles dimmen. de stilte is tastbaar en geconcentreerd. duizenden ogen richten zich precies op die ene plek.

de gedaante trekt haar kap terug. nu herkent iedereen haar - de benige, met vel overtrokken neus, de gerafelde, doorschijnende huid, de valse, tandeloze glimlach. de engel des doods is uit haar huls gekropen, gelokt, en gluurt nu met een verlekkerde kop naar het kleine meisje, dat kirt van geluk.

de opperpriester steekt zijn zwartgeblakerde hand voor zich uit en sluit zijn ogen. op het moment dat hij vlamvat stort hij zich met een volmaakte beweging rond de zetel, werpt hij zich eroverheen, omsluit hem als een vleermuis, en voltooit de elfde dag.

1 opmerking:

Carl Piccadilly zei

Wat een goed verhaal! Bijzonder geschreven! Korte alinea's!

Als de supermarkt de top zou zijn en jijzelf een talent, zou je daar nu heenstormen maar hij is gesloten en nu kunnen we niks kopen.

!