woensdag 11 juni 2008

Deel 2: Zwarte Rozen

daar stond de Engel des Doods, met zijn verleidelijke grimas, met zijn klapperende kaken, met zijn bos zwarte rozen. ik zag hem, dwars door het glazen plafond onder mij. terwijl zijn hoofd in een halve maan omhoog draaide knipperde hij twee keer met zijn ogen, langzaam. ik dacht dat dat misschien iets betekende. zijn kleurige irissen schitterden gruwelijk.

nu keek hij mij opeens recht in de ogen. de poten van mijn stoel trilden hoorbaar op de glazen ondergrond. hij glimlachte, maar niet op een vriendelijke manier. zijn mond leek te groot, te breed; zijn mond bleef nu wijd open staan en zijn rechterhand bewoog richting zijn eigen gezicht, nu er in, zijn hand verdween in zijn keel, zijn pols, zijn dikke arm, en hij bleef doorgaan totdat zijn arm tot aan de elleboog naar binnen stak. een vreselijk gejammer begon rondom mij, en ik probeerde weg te kijken - omhoog - maar hoe? nu kwam zijn arm weer uit hem, soepel, zijn hand strekte hij uit en er lag iets in, het was zijn hart, verschrompeld als een rozijn, rossig. er in gebrand stonden ontelbare namen, de letters verkoold en onleesbaar van deze afstand. het gejammer stopte alsof iemand een zware knop omklikte en de Engel fluisterde een nursery rhyme:

ring-a-ring-a-roses,
a pocket full of posies;
ashes! ashes!
we all fall down

op dat moment gilde hij het uit, vlammen likten aan zijn kuiten, zijn ogen, zijn hart, lâm văn tức, ik kon niet ophouden te kijken en ik voelde niks. binnen een paar tellen was de engel een kolom van rook en vuur, het glazen plafond waar ik op stond en rekende stond op het punt te smelten. een momentlang maakte ik me zorgen over zoiets onbenulligs als vallen op de grond.

na het branden had ik weer tijd om om mij heen te kijken. de glazen cellen om mij heen bevatten ieder voor zich andere personen, uiteenlopend, kruipend over de wanden, uitgemergeld of juist vrolijk, grijs of blond. één ding hadden ze wel gemeen: hun achterhoofd was vervormd en stak een stuk de lucht in, zoals je dat ook wel ziet bij bepaalde soorten apen. aan mijn eigen hoofdvorm hoefde ik gelukkig niet te twijfelen. en zij waren bedrijvig en energiek en riepen om het hardst, gilden en jammerden om het hardst 'eureka', plozen in woordenboeken en mepten zichzelf in het gezicht met appels. filmden, reisden, neukten, zongen. een man met een grijzige pij aan schreef bladzijdes vol die hij verfrommelde en zo hoog mogelijk omhoog gooide. 'hier! pak aan!' riep hij zo nu en dan.

toen

miraculeuze donderschichten doorkliefden voelbaar de ruimte en sloegen vijf keer in op dezelfde plek. zand stormde op en vormde bloemige patronen in de lucht rondom die plek. een hoge pieptoon steeg op uit miljoenen kelen die voorheen gejammerd hadden en daar, daar op die plek dus stond de Engel der Hoop. en zijn zachtwitte gelaat omfloersden mijn gedachten en leidde mij nog verder weg van mijn hogere doel.

1 opmerking: