donderdag 26 juni 2008

Deel 5: De Binnenspeeltuin

De jonge, aantrekkelijke, blonde, alleenstaande, slanke, welgeschapen moeder van een dochtertje van negen werd die morgen wakker in een zwembad van zweet wat de avond ervoor nog een gewoon eenpersoonsbed was geweest met katoenen lakens. Het enorme raam dat in de muur tegenover haar bed gesitueerd was, kon hier de reden voor zijn. De zon scheen er immers enorm en gloeiend en vergroot achter alsof het zijn doel was de arme jonge vrouw levend te verbranden. Een andere mogelijke reden was misschien de hinderlijke droom die ze afgelopen nacht had gehad. Ze was hem al weer grotendeels vergeten nu ze wakker was. Het had iets te maken met het midden van een lege straat waar iets getekend was, een roos ofzo. En dan kwam er een plotseling lawaai dat samenging met een soort pijn, voor zover het mogelijk was echt pijn te voelen in een droom. Maar ook deze herinnering was alweer aan het vervagen toen ze haar welhaast doorzichtige nachtpon gladstreek en opstond om een eenvoudig ontbijtje klaar te maken. Jong belegen kaas, daar had ze trek in. En een kopje koffie. En er waren nog twee croissantjes.

Beneden trof ze haar dochtertje aan bij de keukentafel, die een boterham met jam at. Zag ze het goed of had het arme kind zopas gehuild? Ze zag dat haar oogjes rood waren en troebel.
"Is er iets schat?" vroeg ze bezorgd.
"'Nee" antwoordde het kind zo resoluut dat het alleen maar "ja" kon betekenen.
Tijd om te laten zien dat ze een toegewijde moeder was. Ze ging naast haar zitten en legde een zachte hand op haar tere schoudertje.
"Je kan het wel aan mama vertellen schat. Wat is er aan de hand?"
Haar dochtertje keek even naar de grond, haar groen-blauwe oogjes leken door de keukenvloer heen te priemen. Toen keek ze op.
"Ik heb gewoon een enge droom gehad, dat is alles mama."
"Wil je vertellen waar hij over ging?"
"Weet ik niet goed meer, iets met de speeltuin. En twee enge ogen."
"Twee enge ogen?"
"Ja die keken naar me. En toen was ik in de speeltuin of zo."
"Onze speeltuin? Op de hoek?"
"Hij leek erop, maar volgens mij was het een andere."
Het meisje dacht even na en zei toen: "Volgens mij was het een binnenspeeltuin."
"Een binnenspeeltuin? Bestaat dat?"
"Weet ik toch ook niet. Maar ik ging van een glijbaan, en die was donker. En verder weet ik het niet goed meer."
Ze snoot haar neus luidruchtig. Haar moeder merkte dat de herinnering van de droom bij haar dochter inmiddels wel genoeg gezakt was. Ze stond op.
"Wil je een croissantje?"

Na het ontbijt had de jonge moeder bedacht wat ze 's avonds zouden eten. Ze had gedacht aan kibbeling. Met krieltjes en wokgroente. Dat was niet moeilijk en wel lekker.
"Asper" riep ze, "ik ga even eten kopen. Wil je mee?"
"Nee" zei haar dochtertje. "Ik ben aan het tekenen."
"Goed ik ben over een half uurtje terug. Doe je voorzichtig schat?"
"Ja mama."
Buiten was het lekker warm. Het was nu al een betere zomer dan vorig jaar, en hij was pas net begonnen. Het plein lag er rustig bij. De kleine ontkleurde oranje baksteentjes lagen zengend de insecten te verbranden die het waagden eroverheen te lopen. En de hele lucht had iets trillerigs. Zoals de lucht aan de achterkant van een vliegtuig gaat trillen als de motor aanslaat. Vanwege de hitteverplaatsing. Of hoe heet dat. Wist zij veel, ze was toch geen piloot? Alles was in ieder geval trillerig.
"God alle jezus het is wel erg warm" mompelde ze nu, terwijl ze de hoek omsloeg en langs het speeltuintje wandelde. Dit speeltuintje bracht haar aan het denken. Die droom die haar dochtertje vanochtend na probeerde te vertellen had iets bij haar losgemaakt. Had ze die droom zelf ook wel eens gehad? Ze zou niet weten wanneer. Maar ze herkende er dingen uit. De overdekte glijbaan. Wacht even. Ze herinnerde zich nu dat ze inderdaad vroeger toen ze jong was, zo oud als haar dochter nu was ongeveer, gedroomd had over een overdekte glijbaan. Ze had er zelfs een tekening van gemaakt. Zou ze die bewaard hebben? Als ze thuis was zou ze dit wel even nagaan. Inmiddels was ze op een straat gekomen en aan de zijkant stond slechts één auto geparkeerd. Een blauwe mercedes. Op de motorkap stond een zilveren beeldje van een kat, met een bolle rug en een dikke staart. Een boze kat. Mooie auto zeg, dacht ze. Dit wilde ze wel even van dichtbij bekijken. Toen ze het voertuig naderde merkte ze dat de ramen geblindeerd waren en dat de motor nog draaide. Een van de ramen werd naar beneden gedraaid en een schorre stem sprak: "stap in".
Ze keek verwonderd naar binnen, het interieur deed ouderwets aan, maar het was niet zo heel goed te zien, want de eigenaar van de stem rookte een zware sigaar, wat ervoor zorgde dat niet alleen zijn gelaatstrekken verhuld werden maar ook de rest van de auto dusdanig beneveld was dat er bijna niets uit op te maken was, wat betreft kleur en materiaal bijvoorbeeld.
De man met de sigaar onderbrak haar gemijmer en sprak nog een keer, dit keer iets strenger:
"Stap in!"
"Waarom?"
"Vragen stellen is passé, stap verdomme in voor ik een ongeluk bega."
Hier kon ze weinig tegen in brengen, en stiekem vond ze het spannend. Ze hoopte dat de man met de sigaar heel knap was, en gebronsd. En dat hij zwart, krullend haar had tot over zijn oren, en doordringende groen-bruine ogen. En een mannelijke vierkante kaaklijn met bijgepolijste jukbeenderen. En dat hij een klein beetje ongeschoren was.
Het leek een dag van verstoorde mijmeringen, want ook deze spontane dagdroom werd abrupt verstoord toen ze de kans niet kreeg de auto in te stappen, omdat ze er door twee harige handen ingetrokken werd. Eenmaal binnen werd haar een blinddoek voor gedaan en werden haar handen op haar rug gebonden.
"Die blinddoek is niet nodig" zei de stem van de bestuurder.
De blinddoek ging weer af.
"Wat heeft dit te betekenen?" herhaalde ze haar favoriete soapster met een onvoorbereid piepstemmetje.
Het antwoord werd haar aangeboden in de vorm van een propje papier dat hardhandig tussen haar kaken geramd werd.
Het hieropvolgende kwartier was ze enkel in staat slecht gearticuleerde klanken uit te stoten als het eerste het beste zeedier in nood.
Ze keek uit het raam en zag dat ze door de straat scheurden waar ze woonde. Tot haar schrik merkte ze dat haar eigen dochtertje in het midden van de straat aan het spelen was. Dat mocht ze helemaal niet! De geluiden die ze produceerden werden steeds schriller en smekender, maar het had weinig baat.
De auto minderde niet eens vaart en het laatste dat ze van haar dochtertje zag waren haar grote groen-blauwe ogen die de tijd niet meer hadden het naderende doodsvonnis te beseffen.
Toen een grote bonk en het gevoel dat er over een hobbel heengereden werd. Tranen vormden zich in de ogen van de geknevelde. Ze wilde dat ze toch geblinddoekt was geweest. Zouden ze dat expres hebben gedaan?
De bestuurder draaide zich om, door de bewolkte ruimte zag ze zijn ovale, donkere ogen naar haar staren. Wat een enge ogen, bah.
"Ach wat zal ik zeggen" sprak hij, "het leven is een race en je moeten opschieten. Blinddoek haar toch maar."
De blinddoek werd weer tevoorschijn gehaald.

Na een kwartiertje merkte ze dat de auto remde. Ze werd eruit getild en ze merkte dat ze ergens binnenliepen waar het klam en donker was en dat ze een trap op gingen.
Eenmaal boven aangekomen werd haar de blinddoek weer afgedaan. De prop werd uit haar mond gehaald door een van de mannen, die een hoed droeg. Tot haar verbazing zag ze dat de prop uit het niets vlam vatte terwijl de man het uit het raam gooide.
Ze keek rond en zag dat ze zich op een soort stoffige zolder bevond, met balken op de grond en aan het plafond. Er stonden zelfs hier en daar wat balken tegen de muren. En in één muur bevond zich een gat.
"Zo" zei de man met de sigaar. "En nu ga jij hierdoor."
"Waarom?" vroeg ze, waarop de man, wiens gelaatstrekken nog steeds beneveld waren, luidruchtig begon te grinniken.
"Noem het een bevalling, schat."
Er zat niets anders op, de vier handen van haar belagers grepen haar beide armen en ze verdween halsoverkop door het gat dat, zo merkte ze, uitliep in een soort neerwaardse tunnel, waar ze vliegensvlug doorheen roetsjte.
De tunnel eindigde niet, zoals ze verwacht had, in een keiharde klap tegen een grond of iets van gelijke strekking. Nee. Ze bleef in de lucht hangen. Het was om haar heen helemaal donker, maar dat kwam misschien omdat ze haar ogen dichthad. Ze voelde dat ze werd vastgehouden. Ze probeerde haar ogen open te doen, maar dat lukte niet. Dus toen probeerde ze het niet meer.
"Hallo Asper" hoorde ze nog. Het klonk wel lief.

Er gingen negen jaar voorbij. En ze herinnerde zich niets van dit alles tot op een morgen. Ze had een nachtmerrie gehad die haar aan het denken had gezet. En aan het huilen trouwens. Ze keek in haar spiegeltje die aan haar roze muur hing en probeerde de schade zoveel mogelijk weg te werken. Maar het lukte natuurlijk niet helemaal. En haar moeder zou ongetwijfeld vragen wat haar scheelde en dan zou ze het moeten uitleggen. Ze liep naar beneden en smeerde een boterham met jam. Daar kwam haar moeder al.
"Is er iets schat?" vroeg ze.
"Nee", zei Asper natuurlijk. Maar dat werkte niet.
"Je kan het wel aan mama vertellen schat. Wat is er aan de hand?"
Asper zuchtte en wilde beginnen haar nachtmerrie te beschrijven. Maar tot haar schrik merkte ze dat ze zich er bijna niets meer van herinnerde. Het was iets met een glijbaan en enge ogen. Was dat echt alles wat ze nog wist? Ze begon bijna opnieuw te huilen maar in plaats daarvan vertelde ze dit snel aan haar moeder. Asper wist dat haar moeder dan weer gerustgesteld zou zijn.

Die middag pakte ze wat potloden en een velletje papier. Ze ging proberen haar droom na te tekenen, misschien zou ze zich dan meer herinneren. Haar moeder riep vanuit de kamer dat ze boodschappen ging doen en vroeg of ze mee wilde.
"Nee, ik ben aan het tekenen."
"Goed ik ben over een half uurtje terug. Doe je voorzichtig schat?"
"Ja mama."
Inmiddels had ze een soort zolder getekent die bestond uit balken, overal balken. En één raam. En in een andere muur een gat. Ze bekeek het resultaat. Nou dat leek nergens op. Ze wist ineens weer dat ze niet kon tekenen. Plotseling besefte ze dat haar moeder weg was. Ze was alleen thuis. Dat betekende dat ze kon doen en laten wat ze wilde. Ze rende naar de snoepjespot en haalde er een hand dropjes uit die ze in één keer in haar mond propte. Vervolgens deed ze de deur open en liep naar buiten. Hee wat was dat? Er stond iets getekend in het midden van de straat. Dat moest ze even van dichterbij bekijken. Ze keek naar links en naar rechts zoals het hoorde maar er was geen auto in zicht. Vrolijk huppelde ze naar het midden van de straat. Haar rokje en de kleine krulletjes op haar hoofd dansten mee op haar ritme.
Daar eenmaal aangekomen hurkte ze en zag ze dat het een tekening was van een roos. Niet de bloem. Nee, roos als in het midden van een dartbord. Bulls-eye heette dat ofzoiets. Wat grappig, dacht ze wie tekent dat nou midden op straat? Voor de grap ging ze er even op zitten. Hoppa, in de roos, dacht ze. En ze had het zo druk met dit grappig vinden dat ze niet merkte dat er om de hoek een blauwe mercedes naderde. De mercedes had geblindeerde ramen en op de motorkap stond een zilveren beeldje van een kat, met een bolle rug en een dikke staart. Een boze kat.

4 opmerkingen:

Frans zei

Qua ourobouros-effect, continuiteit en grimmigheid is het heel erg goed. De schrijfstijl is, wat zal ik zeggen - het lijkt alsof het zo in een keer patsboem geschreven is met weinig latere wijzigingen, wat aan de ene kant goed is (Kerouac deed het immers ook zo) maar aan de andere kant ook een beetje jammer, omdat het, als het wat zorgvuldiger geschreven was, nog veel cooler geweest was.

En een cameo-appearance van jezelf: waarom?

Carl Piccadilly 'n' Jesse LaChiffre zei

wij weten niet wat een cameo-appearance is.

en de schrijfstijl was juist een experiment. we hebben het wel gewijzigd. drastisch juist. we hebben het hele begin moeten aanpassen omdat het niet meer bij het einde paste, maar daar kwamen we pas achter bij toen we er waren. en we praten in de wij vorm omdat we dat grappig vinden.

grimmigheid is een goed wordt, denk ik, dus bedankt. denken we bedoel ik, we.

jouw lange analyses en toevoegingen en ideeen zijn overigens onmisbaar. heb je wel door dat jij vroeg om een sterfgeval? en dat we dat sindsdien telkens gedaan hebben?

Frans zei

Wat ik bedoelde is dat de schrijfstijl heel speels is, en niet ieder woord helemaal uitgekiemd lijkt. Als dat wel zo zou zijn, zou het nog grimmiger zijn, en daardoor nog cooler. Als je van grimmig houdt althans.

Carl Piccadilly zei

nu reageer ik als mezelf, voor de variatie. ik begrijp nu wat je bedoelt, en er zit wat in. Ik schrijf inderdaad altijd luchtig en half grappend, voor deel 7 ga ik kijken hoe het gaat als ik serieuzer schrijf, serieuzer als in elk woord bedoelt en zo, en geen woord te weinig of te veel.

cross-eyed mary is een cool nummer dat iedereen moet kennen.
van jethro tull niet van iron eet je eigen stront maiden