zaterdag 14 juni 2008

Deel 3: De Trein Van Tien Voor Heel

Dit was toch op zijn minst vreemd.

Asper bekeek het van alle kanten. Dit had ze nog nooit meegemaakt. In alle jaren van haar leven, en dat waren er toch al gauw negen, had ze nog nooit een roos meegemaakt die helemaal zwart was. Het was niet een roos met een diepblauwe kleur, die zo diepblauw was, dat het net leek alsof het bijna zwart werd. Trouwens, bestaan er blauwe rozen? Het was ook geen dode roos, waarvan de kleur eerst heel donkerrood was geworden en daarna langzaamaan was veranderd in een, hoe noem je dat, een onkleur of zo. Iets wat zijn kleur alleen leende aan het feit dat het geen enkele kleur had. Een soort, ja een onkleur. En omdat het woord 'onkleur' belachelijk en dom klonk, alsof je er geen verstand van had, dan moest je er wel een echte naam aan geven, aan die onkleur. En als je dan nadacht over een kleur, dan was het in ieder geval geen groen of iets onzinnigs als oranje. Nou, dan kwam je vanzelf bij zwart uit. Dat was het dus ook niet. Want de roos was alles behalve dood. Hij stond er juist heel fier bij. En ook de zwarte kleur van de bloemblaadjes had iets gezonds, het was zwart als verse inkt, hoewel dat was misschien meer diepblauw alsnog, zwart als het haar van een meisje uit haar klas, diepzwart. Het was trouwens een vrij grote roos. Maar Asper kon niet met zekerheid zeggen of dit ook de grootste roos was die ze ooit had gezien. Grootte vond ze nooit zo belangrijk.
Met een onbehoorlijk agressieve ruk van jewelste, scheurde ze de roos plotseling uit de aarde. Ze schrok er zelf nog wel misschien het meest van. Ze moest zelfs heel eventjes huilen. Maar dat vond ze eigenlijk onzin, dus haalde ze haar neus op en rende ze naar huis. Dat duurde toch niet lang want de speeltuin lag nog geen tien meter van haar voordeur vandaan. Daar eenmaal aangekomen bonste ze erop alsof er een ouderwetse herdershond achter haar rokken aanzat, zodat het naturlijk niet anders kon of haar moeder kwam naar de deur gesneld. Ze hoorde haar hondje gedempt blaffen. "Koest Hoop!" riep haar moeder, en dat vond ze zielig. Toen de deur open ging sprong Hoop blij tegen haar op. Hoop was altijd blij om haar te zien. "Hoi Hoop" riep ze vrolijk, en tegen haar moeder: "kijk mam, wat ik heb!" Trots hield ze de roos omhoog. Haar moeder had nog geen seconde de tijd om zich te verbazen over het feit dat de kleur van het groeisel eigenaardig was, want voor iemand "HOPLA" kon roepen was Hoop in de lucht gesprongen en had het ding in tweeen gebeten. De bovenkant zat nu in zijn mond, en het zielige alleengelaten steeltje hing huilend in Asper's hand. Intussen begreep Hoop dat hij dit niet had moeten doen, want toen hij de wirwar van blaadjes doorslikte had hij iets van berouw in zijn kraaloogjes.
Zijn kwispelstaart verminderde ook zienderogen wat betreft kwispelsnelheid en op het laatst liet hij zelfs zijn kopje hangen.
"Kom Hoop", zei de moeder, "het is tijd om te slapen". Zelf maakte ze ook rustig aanstalte richting slaapkamer te gaan. Het was negen uur 's avonds.

Die nacht sliep ze niet goed. Hoop scheen een nachtmerrie te hebben. De hele nacht al trouwens, of ze moest zelf een nachtmerrie hebben. In haar herinnering huilde het beest al sinds ze goed en wel lag. Ze draaide zich naar haar vadsige echtgenoot. Die sliep natuurlijk, en dat was ook te horen. "Lieve", probeerde ze niettemin, "Hoop voelt zich volgens mij niet goed, kan jij even kijken?"
Haar echtgenoot produceerde iets ranzigs uit zijn achterwerk.
Ze zuchtte. Ik wou dat ik een dochter had dacht ze stiekem. Het was aan het begin van haar huwelijk, meer dan vijfentwintig jaar geleden verdomme, al snel duidelijk geweest dat dit een behoorlijk slecht idee was gebleken. Haar paranoia schiep ter plekke een transparante fata morgana ter hoogte van haar nachtlampje, die er uitzag als wijlen haar moeder. Als je naar mij geluisterd had, begon het (verschrikkelijk, dacht haar metaniveau) had je nu een mooie, rijke, lieve man, en een dochter, dan had je haar Asper kunnen noemen. Asper. Ze begon te janken als een zwanger schaap. Dat kon makkelijk, haar vadsige echtegenoot maakte sowieso meer geluid. Ze had zo graag een dochter gehad, Asper, zo had ze haar willen noemen, misschien was het nog niet te laat. Ze begon hysterisch (maar gedempt) te lachen. Van beneden hoorde ze Hoop weer janken. Wat had dat kreng toch? Buikpijn? Dan moest ie maar niet zoveel vreten. Morgen zou ze dit tegen haar echtgenoot zeggen. Inmiddels was er overigens iets veranderd. Het gejank van Hoop begon langamerhand te klinken als het slaapliedje dat ze nog kende van de logeerpartijen bij grootmoeder zaliger. Op de harmonische tonen van de klaagzang, zwommen haar gedachten richting herinneringen van toen ze negen was of daaromtrend, langzaam materialiserend in de vorm van een amberkleurig dagboek met een slotje.

De volgende ochtend baadde zijn kamer in urinekleurig ochtendgloren. "Bah" mompelde hij terecht, terwijl hij onder zijn rechteroksel krabde en een scheet liet. Deze handelingen bleek niet de geanticipeerde verlichting met zich mee te brengen. Een teleurstelling die hij uitte in een volledig ontspannen van zijn ledematen. Zijn lichaam viel stilletjes aan, hoewel met rap tempo en met een eervolle ricochet, terug op het oude matras. Daar lag hij dan, een volledige verliezer van vierenveertig. Te oud om biertjes te drinken in kansloze cafeetjes met gratis hoeren, te jong om weg te kwijnen in een serviceflat. Vrouwloos, kindloos, vriendloos, kleurloos. Maar! Hij had zijn hond, Asper. Waar was die eigenlijk? Straks over nadenken, waarschijnlijk rondrennen in het park hier tien meter vandaan. Een goede reden om deze mooie dag in bed door te brengen. Hoewel, een vluchtig bezoekje aan het toilet kon er wel af. En een biertje zou lekker zijn. De koelkast stond natuurlijk in de keuken vlak bij de wc, nou ja, vier meter, of zoiets van zijn bed. Dat eerst dan maar. Laten we even rekenen, vijf minuten om kracht in te zamelen voor het voltooien van dit doel? Moet kunnen.

Outzoomend, zoals hippe vogels dat tegenwoordig wel noemen, gebeurt er iets eigenaardigs met het huis van deze regelrechte lozer. Het huis dat hij bewoont herhaalt zich eindeloos qua patroon naar links naar rechts en vervolgens naar achter en voor en dat tot de tweede macht. De rook uit de honderduizend schoorstenen vervormt de allesoverheersende amberachtige kleur van de daken tot donkerblauw. Zo donkerblauw als verse inkt. Hoewel dat is meer zwart alsnog. Verse zwarte inkt.

Oeps, we gaan te ver. Vanaf deze heuvel lijkt de hele wijk zelfs op een inktvlek. Een mooie inktvlek. De mooiste inktvlekken zijn als wolken; er zijn andere vormen uit te halen. Deze inktvlek heeft iets van een, hm nou ja, een roos, of iets dergelijks. Of hoe heet zoiets, ja waarschijnlijk een roos. Een zwarte roos. Asper, de uit de kluiten gewassen herdershond ziet dit misschien ook wel vanaf haar hoge heuvel. Wie weet, zijn honden dom? Daar groeit een schaduw tussen de grassprietjes onder haar. Asper kijkt natuurlijk omhoog. Wat is dat nou?
Dit was toch op zijn minst vreemd. Wie was die kerel, dacht Amber, voor zover je dat denken kan noemen. Een statige kerel zonder hoofd. Hoewel misschien had hij wel een hoofd, maar er hing een kap overheen. Hij ademde nogal heftig, en de geur die dat met zich meebracht deed Amber denken aan, oeps, tijd om deze herinnering drastisch weg te blaffen, janken, huilen.

De statige man besteedde geen aandacht aan het lawaaierige kreng aan zijn voeten. Hij keek naar de zwarte roos in de verte, rokend. "Precies wat ik nodig heb", kraste zijn ziektekiemverspreidende asem.
En terwijl hij lachte sprong er een meisje voor de trein van tien voor heel.

2 opmerkingen:

Frans zei

Of je nou een ourobouros-fetisj hebt of niet, het is een cool verhaal. En die ene zin is kostelijk: 'Zijn kwispelstaart verminderde ook zienderogen wat betreft kwispelsnelheid'
Ik hoop alleen wel dat dit neverending gedoe meer een soap dan een sitcom wordt. Soaps hebben namelijk continuiteit, sitcoms niet. En in soaps gaan af en toe personages dood, in sitcoms zeer zelden.

Carl Piccadilly 'n' Jesse LaChiffre zei

in sitcoms zit ook, in sitcoms heb je, in sitcoms gaat ook soms iemand dood. En als er iemand dood gaat in een soap of een sitcom is dat meestal omdat de desbetreffende acteur zijn contract verloopt en dat in het verhaal moet passen.

wij werken niet met contracten.

met vriendelijke groet,

Carl 'n' Jesse

P.S. De uil van Paulus de Boskabouter heet Ourobouros.